Ketzpraat

Over een gewone bijzondere familie en andere mensen

Vergankelijk

Mijn buurtkindertjes komen na schooltijd enthousiast de straat in gefietst. Ik ben druk bezig om mijn voortuintje ietwat te fatsoeneren. ‘BUURVROUW ILONKA,’ gilt mijn buurjongetje Julian, ‘WIJ HEBBEN EEN HANDTEKENING VAN DAAN!’ Ik heb werkelijk geen idee wie Daan is en waarom het hebben van zijn handtekening reden is voor deze uitgelaten stemming. Alsof hij mijn gedachten kan lezen schreeuwt hij er gelijk achteraan: ‘DAAN, VAN MAINSTREET!’

Hij krijgt bijval van de rest die allemaal door elkaar beginnen te praten om hun verhaal te vertellen. Een buurmeisje begint een liedje te zingen en ik herken het als een brouwsel van een populair boybandje dat veel kinderhartjes sneller doet kloppen. ‘Gaaf hoor!’ zeg ik in mijn rol als meelevende buurvrouw. ‘Die moet je goed bewaren, want die brengt later geld op.’ Ik zie ze dromen en zich rijk rekenen, wat hun enthousiasme nog groter maakt.

De kinderen laten vol trots een notitieblaadje zien waar met een kinderlijk handschrift Daan op geschreven staat. De letter n is voorzien van een sierlijke krul waar waarschijnlijk veel op geoefend is. ‘Willen jullie ook een handtekening van mij ?’ vraag ik. ‘JAHAA!’ roepen ze vijfstemmig. Ineens komt het besef. ‘Ben jij eigenlijk wel beroemd?’ ‘Nu nog niet, maar dat komt wel,’ antwoord ik vastberaden.

Terwijl ik mijn naam op vijf papiertjes schrijf, is Daan vergeten.

Voornaam

Op een dag besloten mijn broers en ik tijdens het eten om onze naam te veranderen door hem om te draaien. Zo werden wij ineens het gezin Reztek, dat gelijk deed denken aan tijden van het aloude communistische Sovjetregime. We konden ons zo voorstellen dat er in het archief van de Binnenlandse Veiligheidsdienst een dik dossier van de roemruchte, voorname familie Reztek was verzameld en dat hun avonturen door mensen zoals Ludlum waren opgetekend.

Hoewel onze achternaam het nodige communistische elan uitstraalde, deden onze voornamen anders vermoeden. De naam Aknoli klonk meer als een bacterie waar je een fikse buikgriep aan overhoudt, dan als de jongste telg uit een oud-Russisch bolsjewiekengeslacht. Mijn broers Sral en Cram leken eerder nazaten van een woeste Vikingclan uit een oud-Noorse saga, al deden hun eetgewoonten uit die tijd, waaronder het vele gesmak, eerder vermoeden dat ze rechtstreeks van een neanderthalerfamilie afstamden.

Mijn vader vond het allemaal erg grappig. Als hoofd van de familie had hij een echte stoere Russische naam die bij onze nieuwe familiegeschiedenis paste. Naj Reztek. Zijn daden hadden groots beschreven kunnen worden in elk geschiedenisboek. Dat wist je meteen als je zijn naam hoorde.

Alleen mijn moeder vond het niet leuk en deed niet mee. Na het eten ging ze snel de tafel afruimen. Haar naam is Ada.

Monsters

Mijn vader slaapt heel licht. Dat doet hij al sinds ik hem ken. Als ik als kind een enge droom had en de veiligheid van mijn ouders zocht, zat hij al rechtop in bed zodra ik een voet over de drempel van de slaapkamer zette. Ook tijdens middagdutjes leek hij maar met één oog te slapen, zoals Cerberus, de driekoppige waakhond van Hades, die zijn omgeving nauwlettend in de gaten houdt.

Als kind voelde ik me veilig bij mijn waakzame held. Als puber vond ik het verschrikkelijk, want laat thuiskomen en stiekem het huis binnensluipen na een avondje stappen was er niet bij. Ofschoon ik dat diverse malen heb geprobeerd. Hij werd ook altijd wat schrikkerig wakker. ”Huhuh, watwatwat“ zei hij dan. Ik heb lang gedacht dat hij dat expres deed om grappig te doen. Dat waren we gewend, want hij overdreef zijn reactie wel vaker uit balorigheid.

Jaren later ontdekte ik de oorzaak voor deze alertheid. Als klein jongetje werd zijn slaap ruw verstoord door een SS-soldaat die zijn slaapkamer binnenstormde en op hardhandige wijze het kinderbedje van de muur trok op zoek naar onderduikers achter de schuine wand van zijn slaapkamertje.

Telkens als ik mijn vader slapend aantref, zie ik een klein jongetje dat nog zeker tachtig jaar lang zal schrikken van de monsters die hem ooit wakker maakten.

Geloof

Ik ben opgegroeid zonder geloof. God, Jezus en Maria waren niet bepaald een issue bij ons thuis. Kerst was gewoon vakantie met een kerstboom en veel spelletjes doen in de pyjama. Pasen bestond bij ons uit eieren schilderen en eten, waarbij mijn broers en ik een wedstrijd hielden wie het groenste eigeel had.

Mijn beste vriendin Lidy geloofde wel in God. Zodra we ruzie kregen zei ze altijd dat ik in de hel kwam. Dat klonk erg dreigend en dat vond ik elke keer wel wat eng. Gelukkig maakten we het altijd weer snel goed, dus zover is het nooit gekomen. Lidy ging naar de zondagsschool en ze had zondagse kleren die niet vuil mochten worden. Stiekem wilde ik ook in God geloven, want ik wilde zo graag zondagse kleren. Dat had iets speciaals. Mijn kleren werden alle dagen van de week vies.

Bidden deden ze drie keer per dag. Ik vond het altijd weer spannend als ik bij haar at, want dan moest ik ook bidden. Ik had geen idee hoe dat in zijn werk ging, maar ik durfde het niet te vragen. Volgens Lidy zag God alles en ik wilde niet dat hij zag wat voor dom meisje ik was. Dus deed ik mijn ogen dicht, vouwde de handen en hoopte dat God geen gedachten kon lezen.

Beschermengel

Het was 1982.  Als meisje van 13 mocht ik met mijn broer van 20 en zijn vrienden mee naar het Diekmanstadion waar FC Twente tegen Ajax moest spelen.  Zelf had ik niet zoveel met voetbal, ondanks dat we elke zondag met het bord op schoot naar Studio Sport keken. Maar een middag met een groep oudere jongens doorbrengen was voor een13-jarige puber natuurlijk geweldig. Ik voelde me groot. Absoluut geen klein kind meer. Bijna volwassen zelfs.

Terwijl de jongens ingespannen de wedstrijd volgde keek ik naar Marco, want de jonge Marco deed in die tijd mijn puberhart sneller kloppen. Toen Marco van Basten scoorde juichte ik zo hard als ik kon. Als enige, want we stonden met zijn allen in het FC Twente vak. Er werd geen onvertogen woord gezegd, maar de boze blikken van de Twentse aanhang gaven mij een gevoel van onbehagen. Ik voelde me al weer snel een heel klein meisje. Mijn broer en zijn vrienden gingen met zijn allen om mij heen staan en keken boos terug. Meer niet. Ik waande mij compleet veilig die middag.

Altijd als ik Marco van Basten in de afgelopen 30 jaar hoorde of zag, voelde ik me weer dat meisje van 13. Veilig en beschermd  tegen de grote boze buiten wereld. FC Twente verloor met 1-2 . Net goed!

Oma Mien

Mijn oma Mien was communiste. Als kind wist ik niet zo goed wat dat was, maar het klonk wel heel erg avontuurlijk. Tijdens de oorlog zat ze in het verzet en bracht ze de communistische krant “De Waarheid” rond, verstopt onderin de kinderwagen waarin mijn tante lag te slapen. Ook had ze onderduikers in huis en kende ze Hannie Schaft persoonlijk. Mijn oma kreeg na de oorlog het verzetskruis en mijn vader kreeg na haar dood een brief van Marcus Bakker van de CPN, die vol lof sprak over haar heroïsche daden.

Bij het monument van Hannie Schaft legden we de grafkrans van oma neer. Eigenlijk was ze geen echte oma. Ze knuffelde niet en las nooit een verhaaltje voor als ik kwam logeren. Bovendien kan ik me niet herinneren dat ik ooit een cadeautje van haar heb gekregen of zelfs een snoepje. Wel was ze begaan met ieders lot en al haar geld ging op aan goede doelen. Van onderdrukte tabaksplukkers in Guatemala tot aan beschermde Fluttertjes in de Biesbosch. Ieder kreeg zijn deel. Ons gezin kreeg nooit wat, want wij hadden in haar ogen genoeg.

“Eerlijk zullen we alles delen” Als kind zong ik dit elk jaar in de hoop dat mijn schoen goed gevuld zou worden. Dankzij mijn oma begrijp ik nu de ware betekenis van deze woorden.

Rijk

Toen mijn oma overleed op 80 jarige leeftijd moest haar kamertje in het bejaardentehuis leeg geruimd worden. Ze had weinig spullen, want de helft van de inboedel was na het overlijden van opa aan de kringloopwinkel meegegeven. Wat overbleef was een bed, een tafel met twee stoelen en een oude foeilelijke buffetkast waar ze het zondagse servies in bewaarde, al kwam er niemand meer op zondag eten.

Mijn grootouders waren eenvoudige mensen en hun leven kenmerkte zich door het ontbreken van luxe. Zo hadden ze in hun huis geen koelkast en geen douche. Wassen ging in de teil en bederfelijke waar werd buiten neergezet. Als ik kwam logeren speelde ik met de knopen uit de knopendoos en hielp ik opa met het sorteren van zijn postzegelverzameling. Als kind vond ik het een beetje zielig dat ze zo weinig hadden en ik fantaseerde weleens dat ik een zeldzame postzegel vond of dat de kitscherige sierraden van oma echt waren.

Tijdens het opruimen vond ik achterin de oude buffetkast een sigarendoos vol oude paperassen. Sommige verkreukeld en vergeeld. Ik haalde er eentje uit waar met rood en blauw potlood op gekrast was. Op de achterkant las ik: 1971 – Ilonka 2 jaar. “Jij bent onze grootste schat”, zei oma ooit eens tegen mij. Ik wist dat dit waar was.

Rendez-vous

Mijn moeder is gek op muziek. Het houdt haar jong. De hele dag staat de radio aan en zingt ze mee. Haar lievelingsnummer is Nathalie van Gilbert Bécaud. Dit chanson uit 1964 hoort ze één keer per jaar. En dat is tijdens de Top 2000. Ik heb mijn moeder laten zien hoe ze het nummer op YouTube kan bekijken, maar daar wil ze niets van weten. Ze wil Nathalie “live” horen. Ergens ontroert me dat, aangezien Gilbert al weer jaren dood is.

Vorig jaar stond dit nummer op een lastige plek in de Top 2000. Het zou ergens tussen vier en vijf uur ‘s nachts gedraaid worden. Om even voor vier gaat haar wekker en sluipt ze stilletjes de slaapkamer uit, op weg naar haar andere man. Mijn vader slaapt rustig door. Beneden wacht ze geduldig tot de diskjockey haar plaat aankondigt. Om tien over half vijf breekt dan het moment aan waar ze een jaar naar uitgekeken heeft.

Ze sluit haar ogen en luistert aandachtig naar de lofzang van haar Bécaud op een vrouw die ze niet kent, maar die haar zo vertrouwd is. “Nathalie,” zingt Gilbert en mijn moeder zingt zachtjes mee. Drie minuten lang is ze weer even vijfentwintig en heeft ze nog een lang en gelukkig leven voor zich…